Gorredijk

Terug naar boven

Jong, Hans de





Hans de JongHans de Jong (Kortezwaag 3 mei 1921- Gorredijk 31 december 2010)
Weerman, onderwijzer en amateurhistoricus Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

Hij was één van de wegbereiders van weerberichten in begrijpelijke mensentaal, één van de eerste weermannen op TV, ruim zestig jaar in dienst bij het KNMI als neerslagwaarnemer, maar deed ook eerder al weerwaarnemingen in zijn woonplaats Gorredijk en onderhield zijn leven lang nauwe banden met De Bilt. Op oudejaarsdag overleed Hans de Jong (1921-2010) en daarmee kwam een einde aan zijn indrukwekkende loopbaan als weerman. Hans de Jong was de bescheidenheid zelve. Weerman Jan Visser, uitverkoren tot één van zijn opvolgers, noemt hem "het boegbeeld van de Nederlandse ‘amateurmeteorologen".



Al tijdens de Tweede Wereldoorlog deed Hans de Jong bepaald niet zonder risico illegaal metingen voor het KNMI. Hij haalde vaak herinneringen op aan die moeilijke jaren en zijn vruchtbare contacten met voormalig KNMI-hoofddirecteur van Everdingen. Ook dankzij KNMI-directeur Herman Bijvoet zijn de banden met weermannen als Hans de Jong en Jan Pelleboer en met de weeramateurs in de jaren zeventig aangehaald. 

Historisch TV-optreden

Na de oorlog ging hij weliswaar aan de slag als onderwijzer maar het weer hield hem steeds meer bezig. Uniek was zijn optreden op TV op 7 oktober 1951. Tijdens de tweede experimentele televisieuitzending was weerhobbyist Hans de Jong te gast in het VPRO programma “de mens over zijn liefhebberijen”. De allereerste televisieweerman van Nederland, Cor van der Ham van het KNMI, had hem getipt. Het TV-werk beviel hem echter allerminst: “je moest naar Hilversum, maar je kon als weerman eigenlijk niet van huis weg. Daar lagen de gegevens. En televisie is ook niets voor mij, want het ligt niet in mijn aard om haantje de voorste te zijn”, zei Hans de Jong in een interview in de Moanne in februari 2008. Later keerde hij nog eens terug op TV, wekelijks als weerman in de actualiteitenrubriek Hier en Nu van de NCRV maar ook daar zette hij snel een punt achter. Hij hield niet van het “bekende Nederlander” zijn en dat “gedoe met camera’s”. 

Landelijk bekend

Zijn hart lag bij de radio waarmee hij landelijk bekend werd als weerman van de NCRV, de Wereldomroep en Omrop Fryslân. Daarnaast verzorgde hij lange tijd een weerpagina voor NCRV Teletekst waarop hij zijn schrijftalent kon uitleven. Van de pers was het lokale weekblad “De Woudklank” in Friesland de eerste krant die zijn weerberichten publiceerde, waarna tal van afnemers volgden en hij er in 1960 zijn beroep van kon maken. Zo kwam hij in dienst als weerman van de Friese koerier, die later opging in de Leeuwarder Courant, verzorgde hij de weerberichten voor het Friesch Dagblad, De Waarheid, het Vrije Volk en Dagblad Trouw.

Bron van inspiratie

Voorpagina van het boek de barre winter van 1980/1891 van weerman Hans de Jong Hans de Jong had een groot weergeheugen en wist zijn weerpraatjes moeiteloos te larderen met historische feiten, weetjes en wijsheden. Daarmee is hij een bron van inspiratie geweest voor tal van weergeïnteresseerden waaronder ook professionele meteorologen van de huidige generatie. Hij onderhield een eigen netwerk van waarnemers waaruit hij rijkelijk putte voor zijn weerpraatjes die hij verzorgde vanuit zijn piepkleine maar overvolle weerkamer in Gorredijk. Hoogtepunt van zijn loopbaan was ongetwijfeld de sneeuwstorm van februari 1979: “Antarctica is blijkbaar verplaatst”, vertelde hij op Omrop Fryslân vanuit zijn ingesneeuwde woonplaats. Bij tal van stormen, ijzelsituaties en andere meteorologische extremen was Hans de Jong de rots in de branding voor weergierig Nederland.

Bijzondere uitgaven

Daarnaast schreef hij een aantal weerboeken met veel historische feiten. Hoogtepunt was een rijk geïllustreerde en originele uitgave over de barre winter van 1890/91 dat honderd jaar na dato verscheen bij Uitgeverij van Wijnen in Franeker, die ook de historische weerboeken van Jan Buisman uitgeeft. Buisman had Hans de Jong vaak aan de lijn en herinnert zich nog als de dag van gisteren zijn beroemde uitroep op de vroege ochtend van 30 december 1978: “de beer is los”. Op die dag beleefde ons land een legendarische koude-inval annex sneeuwstorm. "Mooi van Hans vond ik altijd dat hij bij alle wetenswaardigheden van bijvoorbeeld een strenge winter nooit zou vergeten de gevolgen van het barre weer voor de gewone mensen naar voren te halen", aldus historisch geograaf Jan Buisman. 

Groepsfoto
Nederlands bekendste weermannen komen ter gelegenheid van de 65ste verjaardag van Hans de Jong bijeen in Hilversum. Ter gelegenheid van zijn verjaardag wordt het Hans de Jong Weerboek uitgegeven.


Weerman Hans de Jong was ‘wesp’ voor het KNMI
(Publisearre op woensdag, 5 januari 2011 in de Moanne)

Door Bas Sleeuwenhoek

hansdejong-2demoanne-.jpg

Weerman Hans de Jong uit Gorredijk won het vertrouwen van miljoenen Nederlanders met een radiopraatje en rubrieken in de kranten. Toch kennen weinigen zijn gezicht. ‘Het Kleine KNMI’, zoals hij ook werd genoemd, blikt terug op zijn eerste thermometer, zijn tijd als leraar en zijn collega Jan Pelleboer: ‘Ze noemden ons “de wespen”.’



Soms lijkt de elektriciteit in de lucht te hangen. Dan wandelt Hans de Jong (86) vanaf zijn huis in Gorredijk een paar kilometer de ruimte in. Met een transistorradio turft hij de loop van de donder. Aan het gekraak hoor je hoe ver een bui is en of je een paraplu nodig hebt. Zo staat hij kalm, bijna alwetend tussen de zwarte wolken. ‘Maar het is niet zo dat ik nooit word verrast. Het blijft weleens opvallend stil. Dan denk ik bij mezelf: waarom komt de ene bui wel tot ontlading en de andere niet? Na al die jaren is dat nog steeds een mysterie.’

Vandaag ligt er een grijs dek over Gorredijk. Het is onstuimig. Een jaar of twintig geleden hadden mensen hem met dit soort weer wel gebeld. Over een wervelwind, een bolbliksem of de eeuwige vraag: Krijgen we nog een winter? Maar sinds vijf jaar staat Hans de Jong niet meer in het telefoonboek. Na de aandacht van een miljoenenpubliek is de stilte voor een weerman het mooiste pensioen. ‘Het enige weerbericht dat ik nog geef is voor mijn vrouw Dineke,’ zegt hij lachend. ‘Maar die luistert er nooit naar.’

Als jongetje keek hij al geboeid naar de wolken. Met een economie die voor een groot deel op windkracht draaide, betekende het weer alles. Een simpele storm kon een veerdienst tegen de kant blazen, de kou ondermijnde de meest veerkrachtige lichamen en de donder joeg mensen angst aan. ‘Mijn moeder was tot op hoge leeftijd heel benauwd voor donkere luchten. Soms belde ze me angstig op. Voor haar bestond er weinig verschil tussen onweer en het gedreun van overvliegende bommenwerpers.’ Haar vader, Johannes de Bildt, was ook al nerveus. De Jong herinnert zich de dag dat Johannes op de kleinkinderen kwam passen. Er stak een flinke storm op en de populieren rond het huis begonnen te buigen. ‘Hij schreeuwde: “Ze vallen op het huis! We gaan er allemaal aan!” Nou, gelukkig gebeurde dat niet: de wortels waren zo zwaar dat de bomen schuin bleven staan. Maar als kind werd je verschrikkelijk bang als je grootvader zulke dingen riep.’

Hij is zelf juist broodnuchter: het weer bestaat vooral uit reeksen getallen. Toen hij een jaar of tien was, hing Hans de Jong voor het eerst een thermometer aan de muur. Hij kreeg de meter cadeau bij een partij sigaren van zijn vader, een tabakshandelaar. Spoedig had Hans ook een regenmeter, die hij in de tuin van zijn grootvader plaatste. Een instructieboekje van het KNMI deed de rest. Hij was vol van het weer, maar sprak er nooit over. Zijn ouders wisten wel dat hij pienter was. Vader George liet Hans al vroeg de bestellingen voor de tabak opnemen, zodat hij op 5-jarige leeftijd kon lezen en schrijven.

De kleine Hans de Jong was graag op zichzelf. De mooiste tijd beleefde hij bij de radio. Hij weet nog precies wanneer het toestel het huis werd binnengebracht: 1928. ‘Toen hij voor de eerste keer aanging hoorde ik een vrouw zingen. Het kwam uit Parijs. Klassieke muziek: ik was meteen verkocht. Kijk, door het weer ben ik nog nooit emotioneel geworden. Echt niet. Maar als ik een stuk hoor van Bach of Mozart dan grijpt me dat onmiddellijk aan. Dan kan ik tot tranen toe geroerd raken.’

Dankzij de radio werd hij ook een groot liefhebber van jazz. In de jaren dertig was hij een verdienstelijk jazzpianist en speelde hij in een orkest: The Snake Charmers. In de oorlogsjaren was het zo’n beetje de enige vorm van vermaak in Gorredijk. Aan de piano bloeide ook de liefde op met zijn vrouw Dineke. Ze kon voor een andere vrijer kiezen, maar zoals ze zelf zegt: ‘De muziek gaf bij Hans de doorslag’. In het huis van een tandarts in Beetsterzwaag liepen ze een polonaise en vanaf die tijd waren Hans en Dineke onafscheidelijk.

Hans de Jong was toen al leraar op de lagere school in Gorredijk. Hij hield ervan om de lesstof in een mooi verhaal te verpakken: iets waarvan hij later profijt trok toen hij op de radio zijn weerpraatjes hield. In de klas liet het weer hem ook niet los. Als het onweerde stuurde hij de kinderen naar het raam, zodat ze de bliksem goed konden bekijken. Zijn stijl van lesgeven was vooral losjes. ‘Ik herinner me Johnny van Zijl, een bengel van een leerling. Op een dag klom hij in een boom. Het schoolhoofd reageerde woedend en Johnny bleef natuurlijk zitten. Nou, ik liep naar hem toe en zei: “Johnny, het is wel goed zo joh, kom er maar uit.” Toen kwam hij ook meteen. Kijk, ik was geen man van je moét dit en je moét dat. Ik deed normaal.’

In die jaren dreigde hij bijna een carrière als weerman mis te lopen. Op aandrang van zijn moeder, zelf onderwijzeres, solliciteerde Hans de Jong naar de functie van hoofdmeester. De zaak leek in kannen en kruiken, tot een commissie de klas vroeg om het Wilhelmus te zingen. Er volgde een onsamenhangend gelal en daarmee vervloog alle hoop op een nieuwe baan. ‘Het was not-done als je als aspirant-hoofdmeester het Wilhelmus niet op je lesprogramma had staan. Nou, ja: erg vond ik het niet. Eerder vermakelijk. In mijn hart wilde ik eigenlijk geen hoofdmeester worden.’ Hij kijkt ongemeend treurig. ‘Als ik eerlijk ben: ik ken het Wilhelmus nog steeds niet uit mijn hoofd.’

Het weer eiste in de schooltijd steeds meer de aandacht op. In de jaren veertig begon Hans de Jong met een rubriek in het plaatselijke weekblad De Woudklank. Daar voorzag hij de hoge en lage drukgebieden van een leuk verhaal, voor f 1,25 per bijdrage. Het was een noviteit, want het KNMI stuurde de kranten gortdroge gegevens. ‘Ik betrok de mensen veel meer bij het weer. En ik profiteerde natuurlijk van het algehele gevoel dat het KNMI er altijd naast zat.’ Na de Woudklank volgden meer kranten, waardoor de ‘weerman’ langzamerhand een begrip werd. Hans de Jong verdiende zoveel met zijn stukjes dat hij uiteindelijk ontslag kon nemen als leraar.

Eind jaren veertig kwam hij Jan Pelleboer uit Paterswolde tegen, ook een weerman, ook een pionier. ‘We waren totaal verschillende persoonlijkheden, maar juist om die reden konden we het goed met elkaar vinden. Pelleboer was veel meer een showman. En je kon verschrikkelijk met hem lachen. Ik weet nog dat hij een dementerende moeder had. Die waarschuwde Jan weleens dat de telefoon in de kast rinkelde. Nou, daar zat geen telefoon, maar Jan dook gewoon die kast in, begon een heel gesprek en legde de hoorn er zogenaamd weer op. Dat was Pelleboer ten voeten uit: hij zag overal wel de humor van in.’

De Jong en Pelleboer sloten een verbond. Ze tekenden hun eigen weerkaarten en speelden elkaar gegevens door. ‘Als het hier onweerde, dan belde ik Pelleboer. Dan liet ik de telefoon drie keer overgaan en hing ik weer op. Dan wist Pelleboer dat het in Gorredijk mis was.’ Beide weermannen steunden op een uitgebreid netwerk van weeramateurs. Zo’n 35 voornamelijk plattelanders voorzagen De Jong van informatie. Van de bakker en de slager tot de groenteboer: er zat van alles tussen. ‘Ik herinner me vrouw Buma, die hing hele verhalen op over haar familie in Denemarken. En in Sint Jacobiparochie zat een aardappelhandelaar die ik eerst een paar sigaren moest sturen voordat hij medewerker werd. Ik moest later ook nog aardappelen van hem kopen.’

Het KNMI zat behoorlijk in de maag met de twee weermannen en hun populaire aanpak. ‘De Bilt’ meende zelfs het alleenrecht te hebben op het verstrekken van weergegevens. ‘Ze noemden ons “de wespen”,’ zegt De Jong. ‘Het was voortdurend wij tegen zij.’ Het leek net geen koude oorlog, maar zo voelde het later wel bij een bezoek aan het KNMI. ‘Tijdens de rondleiding kwamen we in de Weerkamer. De directeur zei tegen de meteorologen: “moet je eens kijken wie ik heb meegebracht: Hans de Jong.” Nou, ze reageerden niet eens. Ik was te min in hun ogen. Maar voor mijn gevoel stond ik daar ver boven.’

In de loop der jaren groeide de populariteit van de weermannen. Waar Pelleboer de televisie opzocht, bleef Hans de Jong het liefst achter de coulissen. Een tv-optreden bij de VPRO in 1952 beviel hem maar matig. ‘Je moest naar Hilversum, maar je kon als weerman eigenlijk niet van huis weg. Daar lagen de gegevens. En televisie was ook niets voor mij, want het ligt niet in mijn aard om haantje de voorste te zijn.’ Volgens Elleke van Doorn, destijds presentatrice bij de NCRV, had De Jong een enorme weerzin om naar Hilversum te komen. Ze wist niet eens hoe hij eruit zag: ‘Hoewel wij vele jaren vrijwel dagelijks intensief contact hadden, zou ik hem op straat zo voorbij lopen.’

Een vaste rubriek in Trouw en een praatje op de NCRV-radio: voor De Jong waren dat de beste kanalen naar het grote publiek. Dat wist hij telkens te boeien met volkswijsheden als ‘een kring om de maan doet de winter vergaan’. En wat het KNMI niet lukte: Hans de Jong betrok de gewone man bij het weer en de natuur. Wie als eerste een sneeuwklokje of een eendenkuiken had gezien kreeg op de radio een vleugje roem toebedeeld. Hij denkt dat zijn stem ook belangrijk was. ‘Mensen luisterden er graag naar. Vooral vrouwen, heb ik gehoord. En ik verviel niet in ingewikkelde verhalen. Als ik iets moeilijk vond dan durfde ik dat gewoon te zeggen.’ Hans de Jong zat er ook weleens naast, maar dat werd hem snel vergeven. In zijn hele carrière viel maar één persoon hem eens lastig over een weersvoorspelling. ‘Een man beweerde over de telefoon dat ik er niks van kon. Hij zat in een café in Ureterp en was duidelijk dronken, dus heb ik de hoorn maar op de haak gelegd.’

In jaren met extreem weer kon De Jong uitblinken. In 1983 stak er op Hemelvaartsdag een storm op die het KNMI niet had voorzien. Een Kanaalrat, een kleine uitdiepende depressie, trok Nederland binnen. Tien watersporters kwamen om het leven. Sonja Barend vroeg zich op televisie af waarom het KNMI had gefaald. Hans de Jong had immers wel voor de storm gewaarschuwd. Zelf relativeert hij die waarschuwing. ‘Ik wist eerlijk gezegd ’s ochtends ook niet dat het zo erg zou worden. Ik zei wel dat ik het niet vertrouwde, dat we wat konden gaan beleven. Maar daarna heb ik mijn bed weer opgezocht.’ De bron van Hans de Jong was de Franse radio. ‘Die weerkundigen merkten hoe snel de depressie zich ontwikkelde. Het KNMI luisterde niet naar dat station.’ Vele watersporters namen de waarschuwing van De Jong serieus en lieten hun bootjes in de havens achter. Achteraf meenden sommigen dat de weerman uit Gorredijk hun het leven had gered. Zijn reputatie was gevestigd.

In januari 1985 bracht het vooruitzicht van een Elfstedentocht het hele land in rep en roer. Hoe stond ’t met een hogedrukgebied boven Scandinavië? Het leek de belangrijkste vraag op aarde, maar De Jong wist schaatsend Nederland snel te ontnuchteren. Er kwam geen transportkou, maar dooi. Nederland belandde zowat letterlijk in een depressie, maar daar had hij geen boodschap aan. ‘Je moet het vertellen zoals het komt, het niet mooier maken dan het is. En gelukkig is er nooit iemand boos op me geworden omdat ik de dooi aankondigde.’

In dezelfde winter vond de Elfstedentocht alsnog plaats, op 21 februari. Gek genoeg kreeg De Jong toen het gevoel dat er niet naar hem was geluisterd. Het Elfstedenbestuur raadpleegde de weerdienst van de luchtmacht. Die voorspelde aanvankelijk dooi zodat een Elfstedentocht onmogelijk leek. De Jong zag daarentegen een nieuw hogedrukgebied boven Scandinavië. Het werd een kleine rel, maar uiteindelijk gaf het Elfstedenbestuur toch toestemming voor een tocht. Het werd een wedstrijd die door het vele water en zachte ijs allesbehalve in een winterstemming verliep. ‘De Elfstedentocht werd op donderdag verreden,’ zegt De Jong. ‘Maar weerkundig gezien was woensdag een veel betere dag.’

In 1986 baseerde het Elfstedenbestuur zich opnieuw op een verkeerde weersverwachting. Het werd De Jong te veel en in de Leeuwarder Courant gaf hij te kennen dat het maar eens uit moest zijn met ‘het geklungel van Sipkema en de zijnen’. Het bestuur nam hem die uitspraak niet in dank af en in de daaropvolgende jaren verwaterde het contact met de weerman uit Gorredijk. De jonge Piet Paulusma sprong in het gat. Hij wist de sympathie van het Elfstedenbestuur te winnen met de nieuwste apparatuur, iets wat De Jong hem niet kwalijk nam. ‘Hij kwam voor zijn eigen handel op. Logisch.’

Eind jaren tachtig ging De Jong met pensioen. Op Ameland, waar hij de weersverwachting doorbelde bij de slager, zei hij op een dag tegen Dineke: ‘het is genoeg geweest.’ De weerstukken in de kranten verdwenen evenals het vertrouwde praatje op de NCRV-radio. Het was een afscheid in stukken en brokken, een slowdown zoals hij het zelf noemt, zonder een receptie. Slechts af toe verscheen De Jong in de krant, als hij een plotse wervelwind of een graancirkel moest verklaren.

Tegenwoordig kijkt hij met veel interesse naar zijn collega’s, zoals Piet Paulusma. ‘Voor hem heb ik veel respect omdat hij er elke avond op uittrekt om het weer te verslaan.’ De ingetogen dokterachtige Gerrit Hiemstra lijkt nog het meest op Hans de Jong, die tevreden vaststelt dat er nu ook weervrouwen zijn.

Door het broeikaseffect, de onheilsboodschap van Al Gore en de vele zachte winters is het weer meer dan ooit een gespreksonderwerp. De Jong maakt zich daarentegen niet te veel zorgen over smeltende poolkappen. ‘Er zijn altijd al extremen geweest. In de jaren twintig had je ook een hele periode dat het geen winter werd. Als mensen zeggen: Het wordt nooit meer winter, dan is dat een hele boude uitspraak. Die winter komt er zeker.’

Hij zal in Gorredijk dan wellicht zelf de vrieskou meten. Hans de Jong heeft veel uit handen gegeven, maar hij is nog altijd waarnemer voor het KNMI. Achter het huis meet hij elke dag om tien over half negen de neerslag, en naar believen de minimale en maximale temperatuur. Af en toe nodigen de wolken hem uit naar de weilanden. En al is hij niet meer zo lenig als vroeger: een paar kilometer lopen is geen enkel probleem. Hij kijkt triomfantelijk. ‘Ik heb net mijn rijbewijs verlengd. De ogen zijn scherp en de oren ook. Ik kan de regen nog horen vallen.’

(Earder publisearre yn de Moanne nûmer 2 -2008.)

logohans.JPG

Krantenartikel Hans de Jong


(er volgt nog Hans de Jong als amateurhistoricus, en onderwijzer. red.)


 

Noorder Rondblik: Hans de Jong dook in de historie van zijn geboorteplaats Gorredijk

Hans de Jong (65) uit Gorredijk, de bekende weer-journalist, is geïnteresseerd in regionale geschiedenis en speciaal de historie van zijn geboorteplaats Gorredijk. Na zijn boek „Gorredijk te kijk" (Rondblik 24 nov. 1984) verscheen onlangs „Gorredijk in vogelvlucht" bij uitgeverij Bos en Co. in Gorredijk (f 32,50). In dit rijk geïllustreerde boek vindt u in een reeks verhalen aantrekkelijke facetten belicht uit de historie van Gorredijk. Deels verhalen die hij eerder schreef voor „De Woudklank", deels ook nieuwe artikelen. Nieuw is bijvoorbeeld het artikel over de Motkamp aan de Molenwal. Uit een situatieschets, die de Gorredijksterlandmeter Foocke Eyles op 12 maart 1726 maakte — het document is afkomstig uit de archieven van de vervenersfamilie Van der Sluis — blijkt, dat er pas vanaf 1718 woningen op de Motkamp aan de Molenwal zijn gebouwd en bovendien een volmolen. Uit de toelichtende tekst onder de tekening blijkt, dat de Motkamp een lengte van ruim 64 meter moet hebben gehad. Eyles tekende op zijn plattegrond een wipmolen. In de meeste gevallen fungeerde dit type als watermolen, maar er is wel koren gemalen. In 1694, 63 jaar na wat later is vastgelegd als jaar van ontstaan van Gorredijk — de vaart door de (Gorre)dijk — kreeg „de vlecke" het recht wekelijks een markt te organiseren. Die marktdag was op woensdag. Een bewaard gebleven tegelplateau, afkomstig uit een van de woningen langs de vaart, herinnert aan deze graanmarkt. Hans de Jong schetst hoe het op zon markt toe zou kunnen gaan. Het is niet toevallig, dat de markt op de hoek tussen de Zuidwest-Dubbele Straat en de (latere) Brouwerswal plaats vond. Een oude kaart van Schotanus van omstreeks 1665 geeft te zien, dat zich daar een open ruimte bevond. De weekmarkt op woensdag is op de duur van grote betekenis geworden. Het topartikel werd boekweit. Ook werden er belangrijke hoeveelheden rogge aangevoerd, verder koolzaad en veel was en honing. Tevens werd op de weekmarkt veel handel gedreven in schapen. In 1874 bedroeg de aanvoer 3000 stuks. In de maanden juni en juli kwam er bovendien veel wol op de markt. De verbouw van boekweit hield in deze omgeving aan tot cira 1890. Op 16 september 1791 kreeg Gorredijk hoog bezoek. Stadhouder Willem V deed op zijn rondreis naar Beetsterzwaag en Lippenhuizen ook Gorredijk aan. De ontvangst was hartelijk met prachtig versierde erebogen, een bezoek aan de Nederlands Hervormde kerk en een rondwandeling. Een feest voor de ingezetenen, maar niet voor de kannonier Teije Hellendoorn. Bij het lossen van een vreugdesalvo sprong de loop van een kanon uit elkaar en verloor Hellendoorn een oog.

Hans de Jong schildert in zijn boek bekende families uit Gorredijk, zoals de apothekers-familie Zwart en de Oranjegezinde Faber's. Hij vertelt over de olieslagerij, die jarenlang een stempel heeft gedrukt op het doen en laten langs de Kerkewal. De geschiedenis van de IJsclub „Eendracht" wordt uit de doeken gedaan vanaf de oprichting in 1864. We lezen over de Vinkebuurt, wie er zoal woonden en wat ze deden.

Ook is een hoofdstuk opgenomen over extreme weersomstandigheden, gebaseerd op een dagboek van Jan van der Vegt, de grootvader van de latere drankenhandelaar Jan van der Vegt. Daaruit lees je onder meer dat ook in 1845 het in maart nog heel lang bijzonder koud is geweest. Bij de afbraak van de korenmolen, eertijds de Jaap Sikkes-molen aan de Molenwal, in een van de beginjaren twintig werd een balk gevonden met het opschrift: „21 maart reed men met slee en paard langs deze vaart". Op Goede Vrijdag, 21 maart 1845 reed men met paard en arreslee over de Compagnonsvaart, naar de markt in Oudeschoot en daags daarna met zaadwagens naar Heerenveen. Ook 1888 loog er niet om, want half maart 1888 deed zich nog een zeldzame zware sneeuwval voor. Op Ameland lagen de sneeuwduinen meer dan 2 meter hoog. Voor het eerst slaagde de tram op de lijn Heerenveen-Gorredijk er niet in de Hoofdbrug .te passeren. Het duurde drie dagen voor het weer lukte. SilËfStë

Oe nagenoeg honderd jaar geschiedenis van de schoot wordt beschreven en er is uitvoerig aandacht besteed aan de levensloop van Rindert van Zinderen Bakker uit Kortezwaag, die een belangrijke rol heeft gespeeld ten tijde van het opkomend socialisme. Hij was een strijder van het eerste uur, vergelijkbaar met persoonlijkheden als Oebele Stellingwerf en Geert Lourens van der Zwaag. Het boek bevat schetsen van bedrijfsleven en middenstandszaken, een verhaal over de dichteronderwijzer Thomas van der Schaaf, over het Gorredijksterweekblad „De Woudklank", de Bamboe-industrie en over de sta-' king van 1925. De werkstaking van maart-april 1925 deed \ zich voor in 13 gemeenten. Het'uur; loon van de arbeiders bedroeg toen 24 cent en men eiste meer loon en betere voorzieningen.

Gorredijk was van 1897 tot en met 1932 slechts één muziekcorps rijk. Dat was „Ad Altiore", na 1905 „Ad Altiore Concordia" geheten. Vanaf 25 januari .1933 raakte A.A.C. dat monopolie kwijt, want toen kwam het Christelijke Fanfarecorps „Looft den Heer" de gelederen versterken. In 1969 werden beide muziekcorpsen op; geheven. Naderhand werd „De Vlecke" opgericht. Hans de Jong vertelt hierover en ook over „The Snake Charmers", de eerste swingband met Fries repertoire uit de periode in en kort na'de Tweede Wereldoorlog. Hij maakte zelf deel uit van deze band. ' Interessant zijn de hoofdstukken over het laatste oorlogsjaar en de bevrijding van Gorredijk, gebaseerd op de dagboeken van twee plaatsgenoten, de destijds wat oudere dame Sjouk Mesman en de tiener Dineke Oosterhout. Daarin komt die benarde tijd weer scherp in beeld: de jacht op onderduikers door landwachters, het gebrek aan eten, de spoorwegstaking, de hongersnood in het westen van het land en de „etenhalers", de vluchtelingen uit Zuid-Nederland. Beelden van gedwongen tewerkstelling voor de Duitsers, het vorderen van alle mogelijke goederen door de zetters, de chaotische situatie in april 1945 toen de bevrijding dichterbij kwam. De vernielingen die overal werden aangericht en dan uiteindelijk de bevrijding door de Canadezen.

In het boek tenslotte schetsjes en foto's van bekende ingezetenen van Gorredijk en een korte dorpskroniek vanaf 1580.


 





 

Afbeeldingen bij deze pagina

  • Hans de Jong

Meer foto’sLaatste foto’s