Hulp en Spionnen
Ze waren de schrik van de straat. Hun namen zijn vervloekt, hun daden verafschuwd, hun optreden bespot. Landwachters waren de meest gevreesde helpers van de vijand in de oorlog van 1940- '45. 'Jan Hagel' werden ze genoemd, omdat jachtgeweren hun voornaamste wapens waren.
'De landwacht' was een paramilitaire organisatie met een voor buitenstaanders onduidelijke status. Leden waren voornamelijke radicale NSB-ers, die uit plichtsbesef op joden, verzetsstrijders en ontrekkers aan de Arbeitdsinzet joegen. Er waren machtsbeluste sadisten bij, dolgedraaide idealisten en professionele 'killers' , maar ook stille werkers voor de bezetter.
Regio Gorredijk: hulp en spionnen
Van reservekapitein tot Landwachtcommandant
Kobus van Gorsel was geboren op 14 augustus 1899 te Schoonbeek. Tot en met 1938 was hij reservekapitein in het Nederlandse leger. In 1939 werd hij om gezondheidsredenen uit de militaire dienst ontslagen. Zijn longen waren zo aangedaan dat hij in een sanatorium voor tbc-patiënten te Renkum werd opgenomen. In september 1942 werd hij lid van de NSB. Hij was toen hoofd van de openbare school in Jubbega-Schurega. Als Landwachtcommandant ontplooide hij zijn activiteiten in de Friese Zuidoosthoek. Op bevrijdingsdag 15 april omstreeks 21.00 uur werd van Gorsel te Joure gearresteerd. Daarmee was hij in turbulente dagen van de bevrijding nogal een eindje uit de buurt van zijn woonplaats Jubbega afgedwaald. Dat was omdat hij in maart 1945 nog een benoeming als burgermeester van Haskerland had gekregen.
Op donderdag 26 april 1945 kwam het eerste verhoor van de P.O.D.. 'Omstreeks april 1944 werd ik verplicht dienst te nemen bij de hulplandwacht' , zei Van Gorsel. 'Ik had nog een stille hoop afgekeurd te worden, maar dr.Osinga keurde mij goed. Ik werd aangenomen als commandant van de groep Gorredijk. Gelukkig had ik daar een goed stelletje Landwachters, althans geen heethoofden. We waren het er allen over eens dat we geen onderduikers moesten opsporen.' De groep had afgesproken, aldus Van Gorsel, dat zij uitsluitend jacht zou maken op zwarthandelaren en zou waken voor vernieling van materiaal. Hij probeerde duidelijk de activiteiten zo rooskleurig mogelijk weer te geven. Bijna 2,5 jaar later, in 1947, stond hij voor zijn rechters, en met hem een aantal getuigen die wel iets anders te vertellen hadden. Zijn verklaring luidde toen ook iets anders: 'Ik heb mij in januari 1944 vrijwillig gemeld voor dienstneming bij de Nederlandse Landwacht. Ik meende dat dienstneming bij deze Landwacht een morele plicht was, zulks in verband met het leiderschap.' Hij erkende dat hij had deelgenomen aan het opsporen en arresteren van onderduikers en personen die werden verdacht van illegale activiteiten. Hij was behulpzaam geweest bij huiszoekingen. Van zijn eerste verklaring bleef niet veel meer over.
Een pijnlijke vergissing
Op maandag 3 mei 1943 bracht meester Jan Eisenga, hoofd van de openbare lagere school te Gorredijk, een bezoek aan Klaas Hornstra, leraar aan de Ulo in hetzelfde dorp. Eisenga stelde hem voor om sympathie te betuigen met de staking die gaande was. Hij doelde hier op de bekende april-meistaking die op 29 april was uitgebroken, als reactie op de bekendmaking van Friedrich Christiansen dat alle oud-militairen in krijgsgevangenschap moesten worden gevoerd. Christiansen was de territoriaal bevelhebber van de Duitse troepen in Nederland.
Na overleg met de ouders zou er zo spoedig mogelijk geen school worden gehouden, zo besloten beide mannen. Die middag fietste mevrouw Hornstra naar Donkerbroek voor een bezoek aan haar zuster. Onderweg zag zij in Jubbega een schoolgebouw met daarnaast een onderwijzerswoning. Zij was in de veronderstelling dat dit de woning van meester Papa was.
Ze stapte af, en belde aan en werd binnengelaten. In de mening dat ze met mevrouw Papa sprak, vertelde ze dat ze van de kinderen in Gorredijk op straat had gehoord dat zij de volgende dag vermoedelijk niet naar school zouden gaan. Daarna maakte mevrouw Van Gorsel bekend wie zij was en dat zij en haar man NSB-ers waren. Na een fel gesprek over de staking vertrok mevrouw Hornstra. het was kennelijk haar bedoeling geweest om ook Papa te bewegen om de school te laten aansluiten bij de staking. Van Gorsel kende ze niet, laat staan dat ze wist dat deze mensen NSB-ers waren. Gelukkig had ze de naam van Jan Eisenga niet genoemd.
Zodra mevrouw Hornstra vertrokken was, gingen Van Gorsel en zijn vrouw naar Van der Vegt in Gorredijk. Daar vertelden ze wie er bij hun op bezoek was geweest. Uit hun gesprek was duidelijk gebleken dat mevrouw Hornstra hem wilde bewegen om de staking te steunen. De naam Eisenga werd ook hier niet genoemd. Groepsleider Van der Vegt lichte de Duitse Creutzfeld in. Omstreeks 23.30 uur werd mevrouw Hornstra gearresteerd en naar de woning van Creutzfeld gebracht. In de auto zat ook Eisenga. Hier volgde een eerste verhoor in het bijzijn van Van der Vegt. Daarna werd ze naar Leeuwarden gebracht, waar ze opnieuw werd verhoord. Het liep steeds weer uit op het bezoek aan mevrouw Van Gorsel. Verder wist ze niets te vertellen. Uiteindelijk werd ze vrijgelaten met de ernstige waarschuwing dat ze een volgende keer 'ter dood zou worden gebracht'. Omdat ze een vrouw was en twee kinderen had, liet men haar gaan. Dat de bezetter het meende, bleek wel uit het feit dat Jan Eisenga op 5 mei 1943 bij de oude schietbaan aan het Kalverdijkje te Leeuwarden werd gefusilleerd.
Het geluk lag in Duitsland
De groep Gorredijk had afgesproken dat zij geen onderduikers zou opsporen, aldus Van Gorsel. De praktijk was anders. In de namiddag van 2 mei 1944 bezocht een groep gewapende Landwachters de woning van de familie Veenstra in Beets. De gebroeders Geuchien en Hendrik waren hier onder gedoken omdat ze zich hadden onttrokken aan tewerkstelling in Duitsland.
Toen ze de Landwachters in de gaten kregen, vluchtten ze het veld in. 'Staan blijven', hoorden ze schreeuwen. Geuchien draafde verder en hoorde daarop de hagels langs zijn oren suizen.
Hij wist echter ongedeerd te ontkomen. Hendrik durfde niet verder te gaan en gaf zich over. Hij kwam in Duitsland terecht. Na de bevrijding schreef hij naar huis dat hij in Duitsland bleef. Hij was inmiddels getrouwd. Ook dat gebeurde.
Kobus van Gorsel maakte een weide omgeving rond Gorrredijk onveilig. De groep Gorredijk was regelmatig op stap. Het was merkwaardig dat hierbij meerdere keren één of twee politieagenten meegingen. Mishandeling werd ook niet geschuwd. Jouke Meijer te Beets werd hardhandig op hoofd en schouders geslagen toen men zijn radio niet kon vinden. Toen dat niet hielp, loste Van Gorsel vlak achter Meijer zijn hoofd een schot. Na nog een flinke stomp in de rug kwam de vraag: 'Zul je niet bekennen?' Meijer zweeg en de radio werd niet gevonden. Hij werd meegenomen en zat vier dagen in Gorredijk gevangen. Bij Oene de Haan te Tijnje was W.Douma uit Groningen onder gedoken. Hij werd gevonden en moest mee, samen met De Haan. Eerst werd Douma echter door van Gorsel een ketting om de nek en polsen gedaan, zodat vluchten onmogelijk werd. Daarna moesten beiden mee naar Heerenveen. Omdat Douma danig belemmerd werd door de ketting, was fietsen onmogelijk. De ketting werd daarom van de polsen verwijderd. Douma kreeg nu enige ruimte en wist onderweg alsnog te vluchten. De Haan kwam naar tien dagen weer vrij. Van Van Gorsels verklaringen bij zijn arrestatie bleef voor zijn rechters weinig over. Hij bleek in de praktijk een echte Landwachter te zijn geweest.
De Revolverheld
Eén van de meest actieve Landwachters van de groep was Rombertus van der Vegt. Hij verving Van Gorsel dikwijls als commandant. Het was bekend dat hij nogal losjes met zijn revolver omging. Bij het geringste vuurde hij op vluchtende onderduikers. 'De kogel vloog bij mij langs en sloeg vlak voor mij in het zand' , verklaarde iemand. Een ander: 'Juist toen ik in een droge sloot sprong, schoot hij op zes meter afstand en ik hoorde de kogel boven mij door de bladeren vliegen.' Een ander kwam er minder gelukkig van af. 'Ik draafde weg en hij riep: 'Schieten mannen.' En toen voelde ik een kogel in mijn been.' 'Het ging automatisch', verklaarde Van der Vegt voor zijn rechter.
Dagboek van een Landwachter
Kobus van Gorsel was een accuraat man. De groepscommandant hield nauwkeurig een dagboek bij, waarin hij alle activiteiten van zijn ondergeschikten vastlegde. Hij wist precies wie wat uitvoerde en stuurde hen regelmatig op patroulle. 'Patroulletochten moesten worden beschouwd als propaganda fietstochten', aldus één van zijn mannen. In werkelijkheid veroorzaakten ze de schrik en angst in de Friese Zuidoosthoek. In augustus 1944 waren de Landwachters bij Sjouke Bergsma, Harm Koopmans, Jan de Jong en Alexander van de Wey te Gorredijk. Een maand tevoren in Tijnje bij Oene de Haan. In de nacht van 29 augustus 1944 was er een grote actie in Beets. Daarbij waren Simon Foppes, Gerrit van der Berg en Klaas Stuiver het slachtoffer. Meerdere mensen werden gearrresteerd en een tijd van hun vrijheid beroofd. Vanuit Ureterp ging een lijst met zeven namen van personen die voor werk in Duitsland in aanmerking kwamen naar het arbeidsbureau te Heerenveen. Eén van de leden wees de beruchte SD-ers Meekhof en Derksen op de illegale werker Jan Drost te Beets en was behulpzaam bij zijn arrestatie. In Oranjewoud werden zes joden gearresteerd. Daarover schreef Jan Boonstra aan zijn zoon: 'Is dat allemaal niet prima?' Er werd fel jacht gemaakt op geallieerde. Zelfs de verschoten munitie werd genoteerd. De patrouille naar Beets had een geweerpatroon en drie pistoolkogels gekost. Arrestaties werden soms noukeurig beschreven. Toen Heine Puite uit Hemrik tijdens zijn verhoor wist te ontsnappen, werd precies genoteerd wie op hem geschoten had. Omdat de P.O.D. Het dagboek na de oorlog in handen kreeg, was ontkennen voor de daders zinloos.
Afkortingen
P.O.D. Politieke Opsporingsdienst.
SD Sicherheitsdienst
Bron: Veraders in Friesland, Jasper Keizer '1931